Fragment: Dolende zielen worden gered – Loes van Loon
We stappen in op het moment dat Hebenes en Loes samen een rollenspel spelen aan Gene Zijde, met de bedoeling om een man te helpen die nog niet weet dat hij astraal is.
Lucia volgt mijn impuls en begint te vertellen. “Weet je, eigenlijk heb ik een hartgrondige hekel aan vechten. Ik had vroeger een andere man en die sloeg me ook heel vaak. Laf hè? Maar hij wist ook niet beter toen. Zo ventileerde hij zijn eigen woede, alleen wel op mijn lijf en gezicht!” zegt ze er een beetje grinnikend achteraan. Om aan te geven dat ze hem daarvoor niet veroordeelt, maar dat het wel zwaar is om met een vechtlustige samen te leven. Zo raken we precies het precaire punt in deze man en hij gaat dan ook in de verdediging.
“Ja, maar soms kunnen mensen het bloed onder je nagels vandaan halen hoor, en dan doe je wel eens wat!”
Mijn meisje knikt en vraagt mijn hulp om haar automatisch te laten spreken, want zij wil niet dat haar eigen beleving iets verstoort. Zij is bang op op de verkeerde ‘knop’ te drukken, dus ik zeg haar via gedachtekracht: “Toon je verdriet daarover!”
Nu moet ze in haar eigen oude pijn graven, en ze zegt verdrietig:
“Weet je wat nou zo jammer was? Ik hield juist zielsveel van deze man. Ik wilde juist eenheid en het gezellig hebben, maar op de een of andere manier werd dat nooit begrepen. Het kwam er ook eigenlijk niet uit, want niets was bespreekbaar. Ik werd geacht alleen maar te luisteren en niets te zegen. Ik zat voor mijn gevoel in een achtbaan en ik kon er niet uit. Ik probeerde van alles. Niets zeggen werd verkeerd uitgelegd, wel iets zeggen ook. Er was gewoon geen begrip, dát was het. Ik gaf de schuld aan de drank die hij dronk, maar eerlijk gezegd liet ik de situatie ook zoals hij was. Ik hoopte alleen dat het wel beter zou worden, zómaar. Dus ik deed er eigenlijk ook niets aan. Ik liet het allemaal maar gebeuren. Wat heb ik dáár een spijt van achteraf. Want zo gaf ik hem een vrijbrief. Dat hij met me kon doen en laten wat hij wilde. Ik maakte hem niet attent op hoeveel verdriet het me deed. Ik had het opgegeven om te communiceren. Dat kan ik hem niet kwalijk nemen, ik had mezelf dit niet moeten laten aandoen. En hij had niet moeten slaan! Ook niet als ik het bloed onder zijn nagels vandaan had gehaald, hoewel ik me dat niet kan herinneren. Ik liep als ene bang vogeltje te wachten tot het volgende pak slaag zich weer zou aandienen. Niet echt de manier om iets op te lossen natuurlijk. Ik had hem dat recht niet moeten geven door het te ondergaan, maar hij had zich dat recht niet mogen toe-eigenen. Niemand heeft het recht om een ander te mishandelen. Weet je wat, ik ga mijn baas zoeken. Want nu heeft hij een pak slaag gekregen omdat ik me niet aan mijn afspraken hield. Ik zie je nog wel!” en ze staat op.
“Hoe, wacht eens even, bedoel je te zeggen dat je vindt dat het niet alleen aan je man lag?”
‘Ja, natuurlijk! Als iets herhaaldelijk gebeurt in een huwelijk… je bent wel met z’n tweeën, toch?” zegt ze, en kijkt hem verbaasd aan over zijn vraag. Haar blik verraadt wat ze denkt. “Dat is toch logisch!” vertellen haar ogen, en ze wil verder lopen, om mij zogenaamd te zoeken.
“Dus beiden zijn fout! Dat bedoel ik! Mijn vrouw vond altijd dat ik alléén fout was. Dus soms kon ik me niet inhouden en gaf haar dan een klap. Dan bleef ze maar doorgaan, zoals ik al zei, ze haalde het bloed onder mijn nagels vandaan. Vreselijk vond ik dat, dat gemekker van haar. Ze heeft het er vaak zelf naar gemaakt hoor. Dát vertel ik je!” vervolgt de man zijn verhaal.
Lucia zegt nu kordaat: “En wat heb jij eraan gedaan om dit te stoppen? Want jij kijkt alleen naar het stuk dat je vrouw dan ‘verkeerd’ heeft gedaan. Maar als praten of mekkeren, zoals jij dat noemt, inhoudt dat daarop klappen volgend dan krijgt iedereen nog veel slaag in het leven. Want praten doen we allemaal, en mekkeren ook wel eens. dat is toch geen vrijbrief voor anderen om te mogen slaan?! Ik mis het gedeelte in je verhaal waar jij je hand in eigen boezem steekt. Jij bent verantwoordelijk voor je eigen daden. Jij slaat en je zegt eigenlijk dat dat komt omdat zij mekkert. Kom op zeg, dat geloof je toch zélf niet?! Waar er twee vechten hebben er twee schuld. Ik heb heel goed begrepen hoe ik de boel in stand hield in mijn vorige huwelijk, maar dat ik mijn kant. Zijn kant mag hij zelf invullen. Dat is niet aan mij. Maar nogmaals, geen énkel mens heeft het recht om een ander mens te bezeren. Niet lichamelijk en niet geestelijk. Wie dat wél doet, is niet goed bezig. Maar je verschuilen achter iemand anders vind ik laf. Ik ben me er heel goed van bewust dat ik mijn eigen dader, was, mede-dader. Ik bleef immers in dat huwelijk en liet het gebeuren. Maar vergeet dan niet dat het niet mijn handen waren die me tot bloedens toetakelden. Dat is zijn stuk. en ook het jouwe, jongen. Of je nu wilt of niet! De werkelijkheid is iet dat jij je niet kan beheersen omdat je vrouw mekkerde. De werkelijkheid is dat jij geen andere oplossing zocht om je gezin – en jezelf – gelukkig te maken.
En vaag ook de angst niet uit als je constant op je tenen moet lopen om conflicten te vermijden. Dat beheerst je hele leven zowat. Ik zocht naar eenheid en probeerde die te bereiken door me aan te passen aan wat ik dacht dat hij wilde. Maar dat viel altijd verkeerd, hoe kon het ook anders. Wat ik nodig had zocht hij juist helemaal niet. Hij was strijdbaar en misbruikte zijn vuisten om mij te onderdrukken, dat is zijn stuk, om welke reden dan ook. Het is niet aan mij om daar een conclusie over te trekken, dat stuk zal hij in zichzelf moeten oplossen. Maar nooit heeft hij me het idee gegeven dat hij uit was op eenheid. dat was niet wat hij nodig had. Hij reageerde zijn eigen onrust op mij af, daar had hij mij voor, steeds weer. En daar is hij verantwoordelijk voor.
Beiden kozen we niet de weg van olossing. We lieten het samen gebeuren. Ji hoeft het niet zo te zien, maar zo zie ik het, dus steek ook je hand in eigen boezem. Ik hoop dat je dat doet” en met deze woorden besluit ze zacht haar relaas.
Ze kijkt naar de grond en weet nu even niet wat te doen. Ik help haar door met een blauw oog, hand eroverheen, naar hen terug te lopen en zeg: “Lucia, ben je nog kwaad?”
Ze loop op me af, en omhelst me met de woorden: “Sorry Heeb, dat ik zo onredelijk tegen je deed. dat heb je niet verdiend. Ik moet gewoon wat meer rust nemen, maar het is aan mij om daarvoor te zorgen.”
De man staat er verbouwereerd bij, maar ergens diep van binnen, is hij toch wakker geschud door haar woorden. Hier staat een vrouw die blijkbaar ook eigen schuldvragen onderzoekt. Dat heeft hij nog nooit gedaan. Misschien heeft hij het ook niet helemaal goed gedaan, denkt hij, en dit is nodig voor zijn bewustwording.
Ik geef hem het beeld dat zijn vrouw altijd zo zenuwachtig was als hij binnenkwam. Iets wat hem altijd mateloos irriteerde, maar nu vraagt hij zich af of ze zenuwachtig was omdat ze bang was voor conflicten. Ik laat hem een gedacht van zijn vrouw horen als hij thuiskwam. “Ik hoop dat hij me dit keer niet gaat slaan!”. En dan vallen hem de schellen van de ogen.
“Ik moet weg, ik moet iets uitpraten!” zegt hij en Lucia heeft nu diep medelijden met de mand, want nu komt het moment dat hij gaat merken dat hij astraal is. Zijn vrouw is nog stoffelijk, dus wat hij wil is nu niet mogelijk.
“Wacht even jong, er is nog iets dat je moet weten’, en ze kijkt mij hulpeloos aan. Ze weet werkelijk niet hoe ze hem dit nieuws moet mededelen, nu hij het eindelijk wil goedmaken. “Zwaar geval van jammer!” denkt ze, en tranen schieten in haar ogen.
Wilt u weten hoe het afloopt? Bestel de boeken dan snel via onderstaande knop!
]]>
©Loes Raaphorst 02/2008