Fytotherapie
De fytotherapie vindt, net als de homeopathie, zijn oorsprong bij de Griekse geneesheer Hippocrates (470-377 voor Chr.).
Het woord fytotherapie is samengesteld uit de Griekse woorden fython (plant) en therapeia (geneeswijze). Fytotherapie betekent dus eigenlijk plantengeneeswijze of plantengeneeskunde. Heel vroeger was de fytotherapie een onderdeel van de volksgeneeskunde. De kennis die men had over het genezen met behulp van planten, werd van ouder op kind door middel van verhalen doorgegeven. Tot aan de 19e eeuw was de plantengeneeskunde erg populair. Met de opkomst van medicijnen die kunstmatig worden gemaakt, raakte de fytotherapie uit beeld. Nu duidelijk wordt dat aan chemisch bereide geneesmiddelen ook nadelen zitten, groeit de belangstelling voor de fytotherapie weer.
Een paar namen die belangrijk zijn:
- Sebastian Kneipp (ca 1850), bijgenaamd de ‘waterdokter van Worishofen’, bekend om zijn thee- en kruidenkuren.
- Dr. Oscar Bircher Benner (ca 1900), legde vooral de nadruk op natuurlijke, volwaardige voeding.
- Dr. Willmar Schwabe (1907-1987), ontwikkelde plantaardige geneesmiddelen, o.a. op basis van de kennis die hij had opgedaan tijdens zijn studiereizen naar Zuid-Amerika.
- Alfred Vogel (1902-1996), leerling van de Duitse School van natuurartsen. Hij ondernam studiereizen naar natuurvolken op zoek naar de relatie tussen gezondheid, voeding en de manier van leven. Hij wordt de belangrijkste vertegenwoordiger van de fytotherapie genoemd.
Basisprincipes
De fytotherapie of kruidengeneeskunde maakt uitsluitend gebruik van planten die soms wel bewerkt zijn (zie Bereidingswijzen), maar nooit chemisch bewerkt, geïsoleerd of nagemaakt. In feite zijn planten gewoon een verzameling chemische stoffen, maar wel een zeer ingewikkelde verzameling die je niet zomaar uit elkaar kunt halen of na kunt maken, vandaar dat men liever de plant zelf gebruikt dan een chemisch gelijkend middel.
In de fytotherapie gebruikt men niet alleen planten die onder de botanische definitie van kruiden vallen, maar ook delen van bomen, struiken, zeewieren en ook groenten! Er worden soms delen van de plant gebruikt (zoals blad, bloem, wortel of schors), en soms wordt de complete plant gebruikt.
Er zijn twee stromingen binnen de fytotherapie, namelijk de holistische en de allopatische aanpak. De holistische visie gaat ervan uit dat het lichaam een geheel is, dat ook als zodanig behandeld moet worden. Kruiden zijn daarbij voornamelijk een stimulans voor het lichaam om zichzelf te genezen; ze prikkelen het lichaam tot genezing en het is niet de bedoeling dat ze het genezingsproces overnemen.
De allopatische werkwijze is veel meer symptoombestrijdend en gaat ervan uit dat klachten worden genezen door een middel te gebruiken met een werking tegengesteld aan de kwaal (verkoelende zalf aanbrengen op een brandwond).. In de allopathie wordt niet alleen gebruik gemaakt van fytotherapie, maar vooral van chemisch bereide geneesmiddelen. Fytotherapie wordt hierbij vooral toegepast bij het voorkomen van kwalen, voor begeleiding bij herstel en bij het verlichten van aandoening.
Verder is er nog de stroming die de Signatuurleer aanhangt. Deze signatuurleer bepaalt dat de vorm/uiterlijk van de plant aangeeft waar deze plant voor gebruikt kan worden (bijvoorbeeld de blaadjes van de Salie lijken op een tong en zijn ook goed voor aandoeningen in de mond; of bijv. rode/blauwe bloempjes staan voor zuurstofrijk/zuurstofarm bloed en ook voor de luchtwegen; gele bloempjes zijn goed voor de lever etc.).
Deze leer is tegenwoordig minder populair dan vroeger. Nu wordt vaak gezegd dat de signatuurleer eerder voortgekomen is uit een behoefte aan verklaring voor de werking van de planten, dan dat de werking van de planten afgelezen kan worden uit de signatuur van de plant. Het is dan ook een methode die zeker onderbouwt moet worden met degelijke kennis over de betreffende planten! De signatuurleer wordt vaak gebruikt in combinatie met de Typologie, het idee dat bepaalde planten geschikt zouden zijn voor bepaalde mensen (bijv. de oude, bange bejaarde of de bleke, gestresste student).
De fytotherapeutische kennis werd in het begin vooral verkregen door eenvoudige (dier)proeven te doen en door observatie. Stap voor stap kreeg men zo een beeld van geneeskundige toepassingen en dosering van planten of delen daarvan. De belangrijkste leverancier van deze geneesmiddelen is en blijft de natuur. Sommige volken hadden het voordeel dat ze vrijwel het hele jaar verse plantendelen, zoals bladeren, bloemen, zaden, sap, schors en wortels hadden. Andere volken moesten een wintervoorraad aanleggen in de vorm van gedroogde plantendelen. Moeilijk te verteren plantendelen, zoals schors en wortels, werden daarvoor eerst bewerkt (fijngewreven), vermengd met water of plantensappen of gekookt. Om bederf te voorkomen liet men deze mengsels gisten. Deze ‘alcoholische’ brouwsels leidden weer tot nieuwe toepassingen van dezelfde planten.
In de loop der eeuwen zijn er vele tientallen toepassingen uitgevonden, en ieder volk of gebied kent weer haar eigen specifieke bereidingsmethodes. Zo combineert men in de Traditionele Chinese Medicijnkunde (TCM), vaak zeer veel verschillende kruiden en gaat men uit van oa het evenwicht tussen warm/koud,vochtig/droog. In de ayurveda gaat men uit van vijf elementen (aarde, water, lucht, vuur en ether) en drie energieën (vata, pitta en kapha). De kruiden die men voorschrijft zijn hier ook in ingedeeld. In het westen (west- en midden Europa), is men ook lang uitgegaan van de elementenleer; nu wordt daar anders tegenaan gekeken en gebruikt men toch vooral de meer wetenschappelijke manier van kruiden onderzoeken, de inhoudsstoffen en hun acties analyseren en daarmee een remedie samenstellen.
Bereidingswijzen
- Afkooksel (decoct): aftreksel van een plant die een bepaalde tijd in water moet koken; het zijn vaak de harde of taaie plantendelen die worden gekookt.
Laat de benodigde hoeveelheid plantendelen (voor een standaardthee meestal 1 theelepel per kop of 1 eetlepel per pot heet water) met het deksel op de pan 10-20 minuten koken (afhankelijk van de plant). - Aftreksel (infuus): zachtere plantendelen worden meestal niet gekookt, maar overgoten met kokend water; ca 10 minuten afgedekt laten trekken en dan zeven. Dezelfde hoeveelheden als bij een afkooksel.
- Koudwateraftreksel: de kruiden niet met heet, maar met koud water overgieten en enkele uren (een nacht) laten trekken. Eventueel na het zeven licht verwarmen tot drinktemperatuur.
- Maceraat : aftreksel van een plant. Meestal wordt de naam maceraat gebruikt voor een olieaftreksel. Neem hiervoor een schone (!) pot en doe die vol met de plantendelen die je wilt gebruiken (als de plantendelen erg sappig zijn kun je ze eerst een dagje in laten drogen, door te veel vocht kan je olie bederven!); zorg dat de plantendelen goed droog zijn als je ze oogst (dus niet oogsten als het net geregend heeft). Doe depot zo vol mogelijk zonder aan te stampen en overgiet de planten met biologische, koudgeperste olie (olijfolie voldoet meestal prima) tot de pot helemaal vol is.. Laat dit zes tot acht weken in de zon staan, schud af en toe.
- Tinctuur: hetzelfde proces als bij een maceraat, maar nu laat je de pot vier tot zes weken op een donkere, warme plaats staan.
- Alcoholisch aftreksel: Zoals een tinctuur, maar met een hoger percentage alcohol andere verhoudingen alcohol/plantenmateriaal (1:1). Is doorgaans sterker dan een tinctuur.
- Acetum: als tinctuur, maar dan op azijn in plaats van alcohol.
- Poeder (pulvus): de gedroogde plant wordt tot poeder verwreven en daarna eventueel in capsules gedaan of in pillen verwerkt.
- Sap (succus): vloeistof die wordt verkregen door insnijden van stam of tak of het uitpersen van saprijke delen, zoals bladeren, stengels en vruchten. Eventueel gemengd met alcohol om het houdbaarder te maken.
- Destillaat : het vrijmaken van werkzame stoffen uit planten door middel van destillatie; dit is een proces dat etherische olie en hydrolaten oplevert (zie Aromatherapie).
Toedieningsvormen
- Bad : het badwater wordt vermengd met een mengsel (aftreksel, olie) van bepaalde planten; ! Neem geen kruidenbaden als je zwanger bent of een ernstige aandoening hebt, tenzij op advies van een deskundige!
- Kompres : Een doek die gedompeld is in een thee of water met etherische olie of tinctuur; deze wordt enige tijd op het te behandelen lichaamsdeel gelegd. Een droog kompres is een brij van de plant die je gebruikt met daaroverheen een katoenen of linnen doek. Afhankelijk van het doel wordt het kompres meestal nog afgedekt met een wollen doek om de warmte vast te houden.
- Dampbad : Kruiden met veel etherische oliën (aromatische kruiden) worden toegevoegd aan kokend water in een open schaal (evt met toevoeging van etherische oliën uit een flesje, zie Aromatherapie), waarna, met een handdoek over het hoofd en de schaal, de dampen worden geïnhaleerd.
- Drank : vloeistof die een aftreksel, opgelost poeder of sap bevat;
- Gorgeldrank : een vloeistof met een plantenaftreksel die wordt gebruikt om de mond of keel te spoelen, maar niet wordt doorgeslikt;
- Lavement : het inbrengen van een plantenaftreksel in de endeldarm met behulp van een lavementspuit;
- Spoelvloeistof : lauwe oplossing die wordt gebruikt om lichaamsholten (mond, vagina, endeldarm) te spoelen;
- Thee : aftreksel of afkooksel;
- Zalf : mengsel van een kruidenolie (maceraat) en een stevige stof (meestal bijenwas), bestemd voor uitwendig gebruik. Let op: Vaseline sluit de huid af en zorgt ervoor dat de werkzame stoffen niet in de huid kunnen doordringen. Het is daarom NIET geschikt als zalfcomponent!
Om je eigen zalf te maken voeg je 10-25% bijenwas toe aan het maceraat dat je wilt gebruiken. Verwarm het geheel au bain marie tot de was gesmolten is. Roeren tot het begint te stollen; dan eventueel nog etherische olie toevoegen en in potjes gieten. - Creme: mengsel van een maceraat en een watercomponent (bijv. een hydrolaat of bronwater met een tinctuur; ook wel thee maar dit is gevoeliger voor bederf). Omdat olie en water niet mengen heb je een emulgator nodig en het proces is ook ingewikkelder dan het maken van een zalf. Het voordeel is dat je zowel de alcoholoplosbare als de vetoplosbare stoffen in je crème kunt verwerken.
De werkzame stoffen uit planten kunnen op verschillende manieren worden gebruikt. We spreken ook wel over verschillende therapieën.
Aromatherapie
De aromatherapie maakt gebruik van de etherische oliën van aromatische planten. Wanneer deze oliën worden verwarmd, worden ze vluchtig en kunnen worden geïnhaleerd. De aromatherapie is al heel oud. De ‘primitieve’ mens ontdekte in de oudheid al dat bij het verbranden of verhitten van bepaalde plantendelen, die rijk waren aan etherische oliën, geuren vrijkwamen. Stap voor stap ontdekte men dat veel mensen op precies dezelfde manier op een bepaalde geur reageerden. Het verbranden van plantendelen werd en wordt zowel toegepast in de geneeskunde als in de godsdienst (wierook).
De beroemde Middeleeuwse ‘parfums van Arabie’ waren eigenlijk ook etherische oliën die als geneesmiddel en als parfum werden gebruikt. Vanuit het Oosten werden later ook de bereidingswijzen meegebracht naar het westen. Een ander gebruik in de Middeleeuwen was het bestrooien van vloeren van huizen met geurige kruiden, niet alleen vanwege de aangename geur, maar vooral om ziekten (zoals de pest) te voorkomen. Vaak werd en wordt van dit soort dingen gezegd dat ze berusten op bijgeloof, maat tegenwoordig is bekend en onderzocht dat veel van de gebruikte geuren een krachtige ontsmettende werking hebben. Ook voor de bestrijding van insecten werden plantengeuren gebruikt, bijvoorbeeld tegen vlooien, muggen en vliegen.
De aromatherapie stamt uit het beging van de 20e eeuw, toen de Franse chemicus en parfumfabrikant Gattefosse belangstelling kreeg voor de geneeskracht van etherische oliën. Hij ontdekte bijvoorbeeld dat plantaardige oliën vaak beter ontsmetten dan erkende chemische middelen van zijn tijd. Ook de Franse legerarts Valnet steunde de ontwikkeling van de aromatherapie. Ernstige brandwonden van oorlogsslachtoffers, maar ook ernstige psychische aandoeningen, werden door hem met etherische oliën met groot succes behandeld.
Nu is de aromatherapie ook in Nederland tamelijk bekend en populair. Men maakt tegenwoordig niet alleen gebruik van pure oliën, die door mond en neus kunnen worden ingeademd. De oliën worden ook verwerkt in badwaters en massageoliën, zodat ze ook door de huid opgenomen kunnen worden. Etherische oliën zijn meestal afkomstig van (sub)tropische plantensoorten, omdat ze daar onder invloed van zon en warmte erg rijk zijn aan etherische oliën. Voorbeelden zijn lavendel, pepermunt, jasmijn, roos, salie, tijm en rozemarijn.
Bach-bloesem-therapie
De Bach-bloesem-therapie is ontwikkeld door Dr. Edward Bach (1886-1936). Hij begreep dat sombere en vijandige stemmingen en gedachten een slechte invloed op het lichaam hebben: veel kracht wordt erdoor weggenomen en de levenslust wordt als het ware geblokkeerd. Ziekten kunnen daarvan het gevolg zijn. Dr. Bach was ook van mening dat elke ziekte ook een doel heeft en bedoeld is om het evenwicht tussen lichaam en geest te herstellen. Veel van zijn ideeën komen overeen met die van Samuel Hahnemann, de grondlegger van de homeopathie. Bekend geworden is vooral dr. Bach’s ‘Rescue Remedy’. Ze wordt gebruikt in perioden van stress en wanhoop en is bedoeld om het emotionele en psychische evenwicht te herwinnen. Bachremedies neigen meer naar de homeopathie dan naar de fytotherapie; ze worden gemaakt door enkele bloesems in een kristallen schaal met bronwater te laten trekken in het maanlicht. Dit bronwater wordt vervolgens gemengd met alcohol om de houdbaarheid te verlengen. Het gaat bij Bachremedies vooral om de energie die de plant overbrengt, niet om de werkzame stoffen.
Gemmae-therapie
De naam van de gemmae-therapie komt van het Latijnse woord gemma, wat knop betekent. Bij deze therapie gaat het om de bloem- en bladknoppen van de geneeskrachtige planten. Die knoppen worden verwerkt in tincturen en extracten. De meeste gebruikte tincturen zijn afkomstig van planten die ook in de ‘normale’ fytotherapie worden gebruikt. Omdat in de gemmae-therapie uitsluitend de knoppen en toppen worden gebruikt, kunnen de indicaties echter verschillen. Plantensoorten die in de gemmae-therapie veel worden gebruikt zijn de tamarisk, de sering en de vijgenboom.
Extracten en Tincturen
Niet alle planten die in de fytotherapie worden gebruikt werken even sterk. Sommige planten zijn zo krachtig dat ze buiten het toepassingsgebied van de fytotherapie vallen. Deze planten worden echter wel in een bepaalde vorm in de homeopathie toegepast. Homeopathie is echter volstrekt niet hetzelfde als fytotherapie, ondanks het feit dat zelfs bekende merken deze twee therapieën door elkaar heen gebruiken!
In de fytotherapie wordt een extract of een tinctuur gemaakt om de werkzame stof aan de plant te onttrekken. Een extract is een aftreksel van een plant of plantendeel dat tot stand is gekomen met behulp van een oplosmiddel. Een tinctuur is een bijzonder soort extract, namelijk op basis van een mengsel van alcohol en water. Door de alcohol in de tinctuur is deze langer houdbaar dan waterige aftreksels.
Een zeer bijzondere vorm van een tinctuur is de oertinctuur. Dit is een vloeistof die ontstaat nadat de vermaalde plant is vermengd met alcohol. Een oertinctuur is de meest zuivere verdunning die wij kennen.
Simplexen en Complexen
Net als bij de ‘gewone’ zelfzorggeneesmiddelen zijn er ook bij de fytotherapie en homeopathie middelen met 1 werkzame stof en middelen met meerdere werkzame stoffen. Een simplex is een middel met 1 werkzame stof en een complex een middel met meer werkzame stoffen.
Toedieningsvormen en Bewaring
In de winkel kun je tegenwoordig een keur aan kruidenmiddelen krijgen. Extracten, tincturen, maceraten, capsules, dragees of tabletten, zalven en crèmes en pleisters, siropen, wijn of olie.
Meestal is het gemakkelijk om deze middelen te kopen, maar zelf maken is veel leuker. Bovendien weet je dan precies wat er in je middel zit, de verhoudingen, etc. Lees meer over het kweken, oogsten en gebruiken van kruiden in een goed boek of volg een leuke workshop; het is vaak lang niet zo ingewikkeld als je denkt!
Voor alle fytotherapeutische middelen geldt dat ze op een donkere, koele en droge plaats bewaard moeten worden.
Risico’s
Fytotherapeutische producten kunnen net als ‘gewone’ geneesmiddelen schadelijk zijn. Het is een groot misverstand om te denken dat alles wat uit de natuur komt, gezond is. Er zijn natuurlijk ook giftige planten en wat op zich gezond is, kan door een verkeerde dosering alsnog schadelijk worden. Het doseervoorschrift staat daarom altijd vermeld op de verpakking. Bepaalde gebruikersgroepen moeten extra voorzichtig zijn met het gebruik van geneesmiddelen. Zwangere vrouwen en vrouwen die borstvoeding geven mogen vaak alleen na overleg met een arts geneesmiddelen gebruiken. Ook ouderen moeten opletten; bij oudere mensen kan de opname van fytotherapeutische middelen in het lichaam soms langzamer verlopen dat bij jongere mensen.
Voorbeelden
Allium sativum = Knoflook, werkt goed op hart en bloedvaten; teveel verse knoflook kan leiden tot maag- en darmklachten.
Arnica montana = Valkruid, wordt veel gebruikt in midelen tegen kneuzingen, verstuikingen en blauwe plekken; het mag niet worden aangebracht op open wonden.
Cassia senna = Senna, wordt veel gebruikt in middelen tegen verstopping; bestanddelen van senna prikkelen de darmwand, waardoor de stoelgang wordt bevorderd. Senna kan soms bijzonder fel werken, en gepaard gaan met buikkrampen. Kinderen, zwangeren en vrouwen die borstvoeding geven mogen geen producten met senna. Senna is alleen geschikt voor kort gebruik;
Echinacea augustifolia/purpurea = smalle/rode purperhoed, worden veel gebruikt in middelen die de algemene weerstand verhogen. In tegenstelling tot wat de verpakking vermeldt, is de optimale verhouding wortel (radix)/ plant (herba) 50-50%. Dit neem je NIET de hele winter door, maar als kuur van max. zes weken 3×30 druppels per dag. Of zodra je je snufferig voelt, direct 50 druppels, dan ieder uur 30 druppels totdat je je beter voelt of maximaal twee dagen. Daarna evt afbouwen tot 3x 20 dr per dag, vier weken lang.
Gingko biloba = Japanse tempelboom, bevordert de doorbloeding en wordt toegepast in producten tegen vergeetachtigheid en concentratieverlies.
Hypericum perforatum = Sint-Janskruid, wordt gebruikt in middelen tegen niet al te zware depressies en slaapstoornissen. . Het helpt de lever ook afvalstoffen af te breken en af te voeren. Niet op eigen houtje gebruiken! Het middel kan interacties geven met reguliere geneesmiddelen en is niet voor iedereen geschikt! Altijd voldoende water drinken om de vrijgekomen afvalstoffen af te kunnen voeren.
Liquiritiae radix = Zoethout, wordt gebruikt in middelen tegen ontstekingen van de bovenste luchtwegen, maar is niet geschikt voor zwangeren en/of mensen met aandoeningen aan lever, gal, nieren of bloed.
Chamomilla recutita = Kamille, wordt toegepast in producten tegen ontstekeningen.
Menthae piperitae folium = Pepermunt, wordt gebruikt in middelen tegen maagdarmklachten. Pepermuntolie wordt gebruikt in middelen tegen neusverkoudheid.
Panax ginseng = Ginseng, wordt gebruikt om de algemene levenslust te bevorderen en stress te verminderen. Alleen gebruiken als je gezond bent!
Pimpinella anisum = Anijs, werkt slijmoplossend bij hoest, hoewel mild. Als smaakverbeteraar in een thee.
Plantago psyllium = Psyllium, wordt gebruikt om de stoelgang te bevorderen en is te vergelijken met zemelen.
Thymus vulgaris = Tijm, werkt verzachtend op de slijmvliezen en wordt gebruikt bij hoest.
Valerianae officinalis radix = Valeriaan, wordt gebruikt in rustgevende middelen, het heeft een milde kalmerende werking maar maakt niet suf.
Het meest effectief is een koudwateraftreksel.
Let op! De hierboven beschreven kruiden zijn slechts korte voorbeelden; wil je kruiden gebruiken ga dan niet af op dit lijstje maar lees je in of bezoek een natuurgeneeskundige.
De Groene Vrouw Kruidengeneeskunde geeft ook workshops op het gebied van Kruiden en Aromatherapie; kijk voor meer informatie op www.groenevrouw.nl of mail naar info@groenevrouw.nl.
Bron Groene Vrouw ©Loes Raaphorst 07/2006