Het Hiernamaals – De Azteken
De Azteken waren een oorlogszuchtig volk dat ernaar verlangde een heldendood te sterven. Elke soldaat hoopte te sneuvelen om vervolgens in Tonathiuhican te ontwaken. De polytheïstisch Azteken hadden wrede goden. Veel Azteekse rituelen waren dan ook gericht op het zoeken naar harmonie en het gunstig stemmen van de destructieve aspecten van de natuur, die werden gezien als manifestaties van de macht van de goden. De Azteken geloofden in een menselijke ziel die na de dood voortleefde in een van vier werelden: de oostelijke provincie Tonatiuhican, het zuidelijke Tlalocan, het noordelijke Mictlan of het in het westen gelegen Tamoanchan. Door de geneugten van het hiernamaals – waaronder grazige weiden en frisse beekjes – zagen veel Azteekse krijgers meer in sneuvelen dan verslagen worden. een leger met zo’n instelling bleek erg effectief in de strijd, wat verklaart waarom het Azteekse rijk zo groot was.
De vier dodenrijken
Het centrale punt van het Azteekse universum was de poolster waar 13 bolvormige regio’s omheen draaiden: de maan, de zon, de wolken, de bliksem, de regen en de planeten. De poolster was de plaats van het uit vier regio’s bestaande dodenrijk. In het noorden lag Mictlan, waar de meeste mensen eindigden na een vierjarige reis met negen gevaren. Tonatiuhican (huis van de zon) in het oosten was voor krijgers, mensen die de offerdood waren gestorven en in het buitenland overleden handelslieden. Tlalocan in het zuiden was voor mensen die in het water of door het weer waren omgekomen. Tamoanchan in het westen, was voor vrouwen die bij de bevalling waren gestorven.
Het Azteekse hiernamaals
Het Azteekse hiernamaals was onderverdeeld in vier regio’s. De meest afschrikwekkende was Mictlan. Om er te komen moesten negen gevaren worden overwonnen. Na de dood reisde de ziel naar een van de vier rijken, afhankelijk van het leven dat de persoon had geleid en de omstandigheden van zijn of haar dood.
Perfecte idylle
Het meest paradijselijke rijk was het oostelijke Tonatiuhican. Hier waren bloementuinen, was de ziel de metgezel van de zon, werden dagelijks schijngevechten opgevoerd en was het leven puur genot. Na vier jaar keerden de zielen terug naar de aarde, waar ze getransformeerd werden tot vlinders, kolibries en andere exotische vogels die zich met bloemennectar voedden. Dit verklaarde waarom krijgers vaak niet eens aan hun vijand probeerden te ontsnappen; het was tenslotte de hoogste eer om in de strijd te sterven of jezelf op te offeren.
Het zuidelijke rijk Tlalocan werd geregeerd door de regengod Tlaloc en was een tweede voorbeeld van een Azteeks paradijs. In Tlalocan waren vriendelijke dieren, geurige bloemen en heerste er vrede – iets wat de gemiddelde Azteek in zijn of haar leven zelden meemaakte. Ook het westelijk rijk Tamoanchan – voor vrouwen die bij de bevalling waren overleden – was een paradijs. De vrouwen waren hier de metgezellen van de zon, die ze elke avond naar het noordelijke rijk Mictlan brachten voor zijn nachtelijke reis door het duistere rijk. Na vier jaar keerden de vrouwen naar de aarde terug als motten.
De negen gevaren
Het noordelijke rijk Mictlan was de Azteekse onderwereld. Om er te komen moest de ziel negen gevaren overwinnen. De reis die hiervoor moest worden gemaakt, kon gemakkelijker worden gemaakt door een goede voorbereiding. Het was daarom belangrijk om nuttige geschenken in je graf te hebben. De reis, die vier jaar kon duren, kon worden versneld door een rituele begrafenis. Een gids in de vorm van een hond was essentieel. De meeste gewonen mensen gingen naar Mictlan. Ze werden begraven met beschermende amuletten en een gele of rode hond (de kleur was cruciaal).
-
Een brede rivier bij de ingang van de grot.
-
Over twee bergen klimmen, gescheiden door een dal.
-
Over een berg van obsidiaan klimmen.
-
Een messcherpe ijzige wind doorstaan.
-
Door het gebied lopen waar met vlaggen wordt gezwaaid.
-
Door het gebied lopen waar pijlen worden afgeschoten.
-
Lopen door het gebeid met wilde dieren die mensenharten eten (als substituut voor het hart kreeg men bij de begrafenis een kraal van jade mee).
-
Over een smal pad van steen lopen.
-
De reis beëindigen voor Mictlanstecuhtli en Mictecacihuatl; de god en godin van de onderwereld (het graf was gevuld met geschenken voor hen) bereiken. In gehurkte positie begraven worden, zou de ziel op zijn reis door de onderwereld helpen.
Bron MBS ©Loes Raaphorst 01/2006