Het Hiernamaals – De Keltische Visie
De Kelten waren een oude beschaving die in een universum geloofde dat opgedeeld was in drie rijken: Annwn, Abred en Gwynvyd. De poytheistische en animistisch Kelten beschikten over een pantheon van goden en godinnen. Elke god/godin werd om hulp gevraagd op de gebieden die specifiek met hem/haar verbonden waren. Er bestond geen opperwezen. Waterwegen zoals bronnen en rivieren werden vereerd aangezien water als uitzonderlijk magische beschouwd werd. Het werd tevens metaforische gebruikt om de heilige bestaanscycli te verklaren.
De structuur van het bestaan
Volgens de Kelten bestond het universum uit drie werelden. De eerste was Annen, de onderwereld; de plaats waar het leven ontsprong en waarnaar het terugkeerde. Abred, de middenwereld, was het aardse gebied waar de mensen leefden. De derde wereld was Gwynvyd, de bovenwereld; een rijk met onsterfelijke wezens waar zielen naartoe gingen als ze de reïncarnatiecyclus in Abred doorbroken hadden. Het bovenste gedeelte van Gwynvyd was Ceugant. Hier woonden de goden en godinnen.
Geschiedenis van de Keltische beschaving
De Kelten bezetten de Britse eilanden, Ierland, Bretagne en Normandie en delen van Zwitserland en Duitsland. Hun bloeitijd was rond 700 voor Christus. Rond de vijfde eeuw na Chr. waren ze zo goed als verdwenen. Als krijgers waren de Kelten betrokken bij diverse acties met belangrijke gevolgen voor Europa, waaronder de oorlog met Rome.
De Keltische samenleving
De Kelten waren in drie groepen verdeeld: de krijgersklasse, de intellectuele klasse, en de rest. In het begin van de Keltische beschaving werden vrouwen als gelijken behandeld en konden ze stamleider worden. Volgens de Kelten ging de ziel van een overledene na zijn dood naar Annwn. Tenzij hij uitgeleerd was; dan ging hij rechtstreeks naar Gwynvyd. De zielen in Annwn verbleven daar zonder harmonie of conflict, tot hun wedergeboorte in Abred. In Annwn was een magische ketel die door negen maagden werd bewaakt. Er bevonden zich veel kostbare voorwerpen en ook Koning Arthur zou de plek bezocht hebben. Een levende persoon die dapper genoeg was, kon proberen Annwn binnen te komen, mar er was geen garantie dat hij terug kon. In Gwynvyd verbleven de goden van licht; de zon, de maan en de elementen.
Eiland der gezegenden
Volgens de Iers-Keltische overlevering was Annwn een eiland in de Atlantische oceaan dat alleen na zeer veel inspanningen kon worden bereikt. Het was een adembenemend paradijs, maar men kon er slechts komen als Mannanan Mac Lir, de god van de zee, daarmee instemde. De Ierse goden, de Tuatha de Danan, bevonden zich in hun eigen paradijselijke rijk: Tir na Nog. Ook dit kon met de hemel vergeleken worden. Soms werden er mensen toegelaten die een bijzondere daad hadden verricht.
Koning Arthur en Avalon
Later kwam het eilandidee terug in de Britse mythe van Avalon. Volgens de legende zou een dodelijk gewonde koning Arthur na zijn laatste gevecht door drie magische vrouwen naar het eiland zijn gebracht om te herstellen. In Alfred Lord Tennysons gedicht Morte d’Arthur werd Avalon omschreven als:’Er valt geen regen of hagel, of enige sneeuw. Nooit huilt de wind er lui, maar overal zijn weilanden en velden en tuinen vol fruitbomen. En schaduwrijke plekken, gekroond met de zomerzee’.
Onderwereldwezens
De Welshe god Arawn werd oorspronkelijk gezien als heerser van Annwn. Hij werd echter verdrongen door de oorlogsgod Gwyn Ap Nudd. Volgens de legende beschikten beide goden over een roedel honden uit de onderwereld. Hiermee speurden ze naar zielen om deze naar Annwn over te brengen. De honden waren wit, met rode oren. De Kelten associeerden deze kleuren daarom met Annwn. De Wilde Jacht, zoals de jacht op zielen werd genoemd, vond plaats op Samhain, het Keltische nieuwjaar, als de sluier tussen Abred en Annwn op zijn dunst was. Zowel Arawn als Gwyn Ap Nudd zouden bovendien over kuddes varkens hebben geschikt. Ook deze dieren, die lijken aten, werden met Annwn geassocieerd.
Bron MBS ©Loes Raaphorst 01/2006