Het Hiernamaals – De Oud Egyptische Visie
De oude Egyptenaren waren polytheïsten. Elke stad had zijn eigen goden en godinnen, maar het geloof in de ziel en het hiernamaals was algemeen. Het oude Egypte kende veel goden en godinnen, elk met hun eigen specifieke functies. Bepaalde goeden sprongen in het oog, zoals de zonnegod Ra en de god van de Onderwereld, Osiris. Het Egyptische geloof strekte zich uit van ongeveer 3000 voor Christus, tot even na het begin van de christelijke jaartelling. Veel ideeën en goden werden overgenomen door de Grieken en Romeinen.
De Egyptische zienswijze met betrekking tot het hiernamaals was nogal specifiek. Eerst geloofde men dat alleen over de ziel van de farao werd geoordeeld, maar na verloop van tijd begon men echter te denken dat alle zielen naar het hiernamaals konden. Na de dood zou iedereen dezelfde status hebben als ervoor. Slaven bleven dus slaven en aristocraten bleven aristocraten. De oude Egyptenaren besteedden veel tijd aan de voorbereiding op de dood, wanneer de ziel zich zou verenigen met de goden.
Betoveringen voor een veilige overgang
Volgens de Egyptische priesters moest een complexe liturgie van betoveringen worden opgetekend om een ziel veilig door de Onderwereld te laten reizen. In het Oude Rijk (3000 v. Chr.) werden ze op de wanden van de piramiden geschreven en vanaf 2000 v. Chr. op de lijkkisten. Vanaf 1000 v. Chr. kwamen de betoveringen op papyrusrollen te staan. De magische geschriften bevatten wachtwoorden om langs de bewakers van de Onderwereld te komen, deuren te openen, kwaad af te wenden of om zich in een goddelijk dier te veranderen. Een cruciaal onderdeel was het identificeren van allerlei goden om gebruik te kunnen maken van hun krachten en ze bij de juiste naam te noemen.
Mythologische verslagen van de reis van de ziel door het hiernamaals werden gedetailleerd opgetekend, zodat iedereen wist wat Osiris en de goden na de dood van hem of haar wilde. Om het paradijs te bereiken, moest de ziel van de overledene in de Onderwereld 42 poorten passeren. Hierna bereikte hij de Zaal der Twee Waarheden, waar Osiris over hem zou oordelen. De overledene moest vervolgens 42 verklaringen over zijn reinheid afleggen. Deze verklaringen stonden ook bekend als de negatieve Schuldbelijdenissen. Ze verklaarden dat de persoon gedurende zijn leven geen misdaden had gepleegd, zich niet oneerbiedig had gedragen jegens de goden of anderen onrecht had aangedaan. De Negatieve Schuldbelijdenissen waren in zeker zin ook positieve bevestigingen.
Licht als een veertje
Het hart van de overledene zou vervolgens door Anubis worden gewogen en vergeleken met de veer van de waarheid – het symbool van Maat, godin van waarheid en rechtvaardigheid. Thoth, de god van de magie en het schrijven, noteerde het resultaat van de weging. Het hart moest perfect in evenwicht zijn, anders werd het gevoerd aan Ammit, de zielenverslinder, waarna de persoon volledig zou worden vernietigd. Als de ziel het oordeel overleefde, werd hij een ‘akh’ (meervoud ‘akhu’), wat gerechtvaardigde ziel betekent. De akh mocht zich bij het Egyptische pantheon voegen.
De goden en godinnen leefden in de ‘Velden van Riet’ (ook wel Velden van Offerandes en het Schone Westen genoemd). Het was een geïdealiseerde versie van Egypte, maar dan vruchtbaar en veel groener. Wat is er tenslotte prettigere voor een ziel dan naar een vertrouwde plaats te gaan waar het beter is dan hij gewend was?
De Egyptenaren geloofden ook dat de ziel geesten van voorwerpen kon meenemen om hem te vergezellen in het hiernamaals. Om deze reden zijn in de graven met de mummies zoveel schatten gevonden, zoals voedsel, drank, wierook, gereedschap en kleding. Wapens werden soms vernield (gedood), zodat de geesten ervan met de ziel konden meereizen.
De rusteloze geesten
Niet alle geesten mochten de hemelse Velden van Riet betreden. Sommige werd de toegang ontzegd, waarna ze als ‘mut’ (gevaarlijke doden) terug moesten naar het rijk der levenden. De mut waren de geesten van degenen die op ellendige wijze aan hun einde waren gekomen, zoals verrader, krijgsgevangenen, mensen die een gewelddadige dood waren gestorven, jonggestorven kinderen en mensen die op aarde hun doel niet hadden bereikt. Er waren massa’s betoveringen die de levenden moesten beschermen tegen de wraak van ongelukkige doden, die over krachtige magie beschikten. Akhu konden ook in het paradijs ongelukkig worden, als nabestaanden hen onvoldoende herdachten. Als wraak gingen ze dan de nabestaanden lastig vallen. Deze brachten vervolgens offers en voerden ceremoniën op om de beledigde zielen gunstig te stemmen.
Bron MBS ©Loes Raaphorst 01/2006