Het Opwindhart – een sprookje, maar dan anders:-)
Heel lang geleden leefde er een meisje met een gouden hartje. Eigenlijk had zij een gouden leventje. Alles wat zij aanraakte veranderde in goud en alles wat zij wilde kreeg zij op een gouden schaaltje aangereikt. Als je nu dacht dat dit ‘gouden’ meisje een verwend krengetje was, heb je het mis. Ze bleef gelukkig een gouden hartje houden en probeerde het iedereen zoveel mogelijk naar het zin te maken: iedereen hield heel veel van haar.
De meeste mensen moesten wel een beetje om haar lachen; die vonden haar wel lief, maar ook heel naïef, want het meisje dacht echt dat alles met een beetje goud wel op te lossen was. Van slechte mensen had het meisje nog nooit gehoord en ze was ze ook nog nooit tegengekomen. Tot op een dag er een wolf met goud haar langs kwam. Helemaal in de ban van deze kleur die zoveel op goud leek, besloot het meisje dat ze bij de wolf zou blijven.
Ze vertrokken naar een ver land en de wolf eiste dat het meisje ophield met haar gouden gedachten. Ze moest maar een echt wolvin worden en zich als zodanig gaan gedragen. Toen het meisje op een dag drie jonge konijntjes uit de klauwen van een vos redde, besloot zij zo goed mogelijk voor de jonge diertjes te gaan zorgen. De wolf gromde en zwaaide indrukwekkend met zijn staart, maar het meisje bleef voet bij stuk houden en kreeg uiteindelijk haar zin.
Alles deed zij voor de konijntjes en al snel werden het grote zelfstandige konijnen, die zelfs niet meer bang voor de wolf waren. De wolf bedacht van alles om de konijnen zover te krijgen met hem mee op jacht te gaan. De konijntjes moesten hem helpen door als lokaas te dienen voor anderen konijntjes, ondanks dat het meisje hier heel verdrietig van werd.
Haar gouden hartje begon te scheuren en er kwamen barstjes in. Ze probeerde haar best te doen om alsnog een wolvin te worden, maar goud is heel hard en kan niet zomaar veranderen, dus zij faalde. Helemaal alleen in dat verre land, hadden nu zelfs haar konijntjes haar in de steek gelaten en zij huilde gouden tranen. Soms dwaalde ze alleen door de onherbergzame streek en hoopte zelfs dat zij een gemene wolf tegen zou komen die haar gewoon op zou eten, niet wetende dat haar gouden hartje al van ver te ruiken was en de wilde dieren helemaal geen trek hadden in zo’n onverteerbaar maaltje.
Terug naar haar oude land kon zij niet meer; die mensen waren haar al vergeten en druk met hun eigen gevecht tegen de grote boze buitenwereld, die zij altijd angstvallig voor haar verborgen hadden gehouden. Het meisje wist niet meer wat zij moest doen… tot op een nacht, toen de wolf weer grommend lag te slapen, waarschijnlijk dromend van een volgend gevecht, heeft zij zijn speer gepakt en in zijn hart gestoken.
Totaal over haar toeren door haar daad, iets wat helemaal niets voor haar was, zij was immers niet zo opgevoed, verliet zij het wolvennest. Als straf brokkelde haar al gebarsten hartje langzaam uit elkaar en zij kon nog maar amper lopen. Dagen heeft zij rondgestrompeld, niet wetende waar zij was, of welke richting zij uit liep, totdat een grote grizzly beer haar vond.
De beer verbaasde zich over het gouden meisje, zonder hart, maar had inmiddels genoeg over haar gehoord van alle konijntjes in de buurt. De beer besloot een stukje van zijn eigen hart aan het meisje te schenken. Langzaam aan, kwam het meisje weer bij, en zij voelde weer iets kloppen binnen in haar borst. Haar gouden ogen keken vol liefde op naar de beer en ze zag onmiddellijk dat hij het goed met haar voor had.
De beer legde het meisje uit, dat hij zijn hart kon delen met mensen die het het hardste nodig hadden. Er was echter wel een maar….. Het hart moest op tijd opgewonden worden, anders zou het voorgoed stoppen met kloppen. Het meisje luisterde met grote ogen en besloot dat ze altijd goed zou opletten en nooit de tijd zou vergeten. Deze beer had haar tenslotte niet voor niets gered en op iets wat je van iemand krijgt moet je zuinig zijn.
De beer begon heel veel van het meisje te houden en samen zorgden ze ook goed voor het hart. Wanneer het touwtje zichtbaar werd, namen ze de tijd om het heel nauwkeurig weer op te winden. Het meisje maakte zich ondanks haar geluk, toch af en toe zorgen om haar konijntjes. Eentje kwam helemaal niet meer en die twee anderen zag ze ook veel te weinig. Zo weinig, dat ze af en toe gouden tranen begon te huilen.
De beer schrok, want door die tranen, moest het hart veel vaker opgewonden worden, en hij was tenslotte niet altijd in de buurt om op te letten. Het meisje wilde zo graag gelukkig zijn, dat het haast pijn deed. Samen besloten ze een oplossing te zoeken om ervoor te zorgen dat het hart het zou blijven doen. Het gekke was dat het meisje helemaal niet ongelukkig was als de beer bij haar was. Dan voelde zij zich prima. De beer zorgde dan ook heel erg goed voor haar.
Maarja, de beer moest ook voor eten zorgen natuurlijk, en het kwam wel eens voor dat hij hele dagen op jacht was. Dat waren de momenten dat het meisje vol met tranen kwam te zitten. Gouden tranen die nu eenmaal niet zo makkelijk stromen als water-tranen. Op een dag kreeg het meisje bezoek van een heks; geen lelijke heks, maar best een lieve heks. In ieder geval een heks die het wel goed met haar voorhad.
De heks had bladeren bij zich, en vertelde het meisje dat die bladeren hielpen tegen de gouden tranen. Ze moest ze echter wel op tijd innemen. De eerste keer hielp de heks het meisje met koken. Heel nauwkeurig werden de bladeren gezeefd, want dat was heel belangrijk, vertelde de heks. De nerven van de bladeren zouden het probleem namelijk alleen maar erger maken, en alleen de blaadjes waren goed genoeg om de problemen te verhelpen.
Heel trots vertelde het meisje de beer over het bezoek van de heks en over de bladeren die zij klaargemaakt had. De beer vond het allemaal maar niets, maar had niet genoeg verstand van hekserij om het het meisje uit haar hoofd te praten, dus hoopte hij er maar het beste van, zoals beren nu eenmaal doen.
Een tijdje ging het heel goed: het hart werd op tijd opgewonden, de bladeren werden goed gekookt en gezeefd en het meisje had niet veel last van de gouden tranen. Ze waren er wel, maar zelfs als de beer op jacht was, kon het meisje de tijd goed doorkomen met het zoeken en bereiden van haar bladeren. Ze was zelfs zover dat ze al een hele wintervoorraad aangelegd had, voor het geval zij de bladeren strakjes niet meer zou kunnen vinden.
Plotseling bleef de beer heel lang weg. De jacht zat tegen, en het lukte hem maar niet om op een beerlievende manier voldoende eten te verzamelen. Het meisje had de beer namelijk laten beloven geen jonge dieren of moederdieren meer te doden. Alleen oude dieren en zieke dieren mochten als eten dienen.
Het meisje was ten einde raad: waar bleef haar lieve knuffelbeer nu toch? Het was hoog tijd om haar hart op te winden en alleen kon zij het niet. Haar bladeren hielpen ook al niet, en voor zij het wist begonnen de gouden tranen te stromen. Ze bleven stromen, zo erg zelfs dat er zich een heuse rivier vormde voor haar huisje. Het goud droogde op en werd spiegelglad. De beer zag vanuit de verte het licht al schijnen en met moeite kwam hij tegen de gladde gouden wand op, en vond het meisje slapend in tranen op de grond.
De bladeren hadden hun werk gedaan. Door al het verdriet had het meisje niet goed opgelet en ook de nerven opgegeten. De nerven hadden het hart van de beer aangetast en kon niet meer opgewonden worden. De beer was ten einde raad en besloot meteen de heks op te zoeken, in de hoop nog hulp te krijgen. Hij nam het meisje in zijn poten en rende zo hard als hij kan het bos in.
De heks wist ook niet meer wat zij moest doen. Haal alle bladeren uit huis, windt haar hartje op en hoop op een wonder, was alles wat zij de beer kon vertellen. Ineens kreeg de beer een gouden idee. Hij liet vertelde alle konijntjes dat zij met spoed de konijntjes van het meisje op moesten sporen en hen moest vertellen wat er met zijn meisje aan de hand was. De wolf was dood, dus daar hoefden ze niet meer bang voor te zijn, maar ze moesten wel zo snel mogelijk komen.
Toen het meisje het bijna helemaal opgaf, stonden daar ineens de konijntjes voor het hol van de beer. Eindelijk zagen de konijntjes in wat zij gedaan hadden: ze hadden het gouden hart van het meisje gebroken en konden nu alleen nog maar samen met de beer voor het opwindhart zorgen. Ze losten elkaar af en na een hele lange tijd, de wintervoorraad raakte al op, kwam het meisje eindelijk weer bij.
Iedereen was ontzettend blij, en bij het zien van de volwassen konijntjes had het meisje eindelijk vrede met de situatie. Ze besefte dat haar taak erop zat en dat ze eindelijk verder kon met haar beer. Natuurlijk zouden de konijntjes af en toe nog wel eens lang komen maar ook zij hadden hun eigen leven, zoals het hoorde.
Het meisje was haar beer heel dankbaar, vooral omdat hij eindelijk datgene gedaan had wat zij zo nodig had: namelijk haar konijntjes tot de orde roepen, iets wat zij zelf maar niet over haar hartje kreeg. Het meisje leefde immers in een droomwereld, ervan uitgaande dat altijd alles wel voor haar geregeld werd.
Uit angst voor de nerven van de bladeren hebben de beer en het meisje de hele voorraad weggegooid, zodat het meisje nooit meer in de verleiding kon komen ze weer te gaan koken. De beer leerde het meisje een lokroep: een manier voor haar om hem altijd te kunnen roepen als dat nodig mocht zijn.
Samen zijn ze heel oud geworden, met heel veel andere dieren, maar van konijntjes moest het meisje niet veel meer weten: ze wist te goed hoe veel pijn lieve diertjes haar konden doen. Soms zijn de liefste dieren juist het gevaarlijkst, omdat je je er niet tegen kunt wapenen.
Moraal van dit verhaal: wees gelukkig met een beer en houdt konijnen alleen in hokjes 😉
©Loes Raaphorst < 2005