Wegens Goed Gedrag – Levenslang

De trein dendert weer heen en weer. Hij verandert af en toe in een bulldozer, om vervolgens weer een ouderwetse stoomlocomotief te worden. Hij bonkt, stampt, gilt en snerpt er vrolijk op los, terwijl ik mij angstvallig voor al dat lawaai probeer te verbergen op het stationnetje. Het enige plekje waar ik probeer te ontsnappen aan al dat geweld is mijn bed, waar helaas mijn hoofdkussen te dun is de geluiden op te vangen. 

Flitsen schieten door mijn hoofd; van links naar rechts om in mijn oogkassen tot ontploffing te komen. De tranen sijpelen stilletjes tussen mijn wimpers door. Ik merk het later pas, als de remmen van de trein daardoor nog meer herrie maken. Misschien helpt het als ik mij omdraai en mij op mijn ademhaling concentreer. In – uit – in – uit – kind – moeder – kind – zonder moeder – zonder kind – zonder…. nee, dit is geen oplossing!

Het piekeren is weer begonnen, dan maar weer liever die dondertrein. Voor de zekerheid toch nog maar even de telefoon controleren. Hij staat toch wel uit hè? Als hij uit staat, kan ik niet gebeld worden tenminste. Dan kan ik altijd denken dat ze het wel geprobeerd hebben, misschien. Dan is de tegenstelling tot die andere mobiele telefoon, die elke dag vrolijk rinkelt niet zo groot. 

Het is noodweer in Nederland en het is noodweer in mijn hoofd. Het gaat vaak samen, dat wel, maar dit lijkt meer dan toeval te zijn. Mijn partner vraagt zich af of zijn kinderen last hebben van het noodweer: ze staan ergens in Nederland op een camping. Mijn kind is ook ergens in Nederland op een camping, althans, officieel weet ik dat niet. Via via heb ik gehoord dat hij aan het logeren is. Logeren bij zijn grootouders kan blijkbaar wel. Logeren bij zijn moeder is teveel gevraagd. Liever verzuipen op een camping dan slapen in een opgemaakt bed. 

De telefoon gaat… nee natuurlijk niet de mijne, want die staat uit. Alles is goed hoor Pap, een beetje nat, dat wel, maar we hebben het nog best naar ons zin. In gedachten probeer ik contact met mijn zoon te maken. Ik bedenk mij dat hij mans genoeg is om alleen in z’n tentje te liggen tijdens het onweer. Hij is tenslotte al 15, dus wat zeur ik nou. De donderklap die volgt is niet buiten, realiseer ik mij. Het is mijn hoofd wat bijna uit elkaar klapt van de koppijn. Wegens goed gedrag als moeder is dit mijn beloning denk ik nog even, voordat het licht definitief uitgaat en de slaappil eindelijk een einde aan het piekeren maakt… 
morgen zal de zon wel weer schijnen…

©Loes Raaphorst < 2005